Hoepel op met je hier en nu...
Omdat ik, ondanks dat ik niet meer veel pieker, wel nog altijd een denkverslaafde ben, heb ik er nog altijd een aardige taak aan om, bv tijdens mijn wandelingen met Ber, ervoor te zorgen dat ik niet vooral in gedachten ben. Terwijl ik het landschap, het weer, de atmosfeer ternauwernood opmerk
Gedachten zijn er altijd, onlosmakelijk verbonden aan het hebben van een brein met neo-cortex. Het is nutteloos hun aanwezigheid te bestrijden.
Denken heeft ook iets vertrouwds. Een denkthuis is ook een thuis. Bovendien geven je gedachten je iets om je mee bezig te houden.
Ze zijn er daarnaast ook erg goed in zichzelf te promoten: ‘Denk ons! We zijn heel belangrijk. In ons vind je de oplossing voor de kwesties in je leven. En met ons kan je ellende voor zijn!’
Ik zie mijn denken als een voortsuisende trein, die me al mee op reis heeft genomen, voordat ik het in de gaten heb. Daar bedoel ik mee dat ik automatisch mijn volledige aandacht geef aan de gedachtentreinen.
Soms lijkt het er zelfs op dat denken hetzelfde zou zijn als bewustzijn hebben, zo snel is de vereenzelviging met de inhoud van mijn breingebabbel.
Aandacht is bewustzijn dat je bewust aan iets kunt geven of kunt weigeren te geven. Aandacht heeft geen inhoud, hooguit een sfeer. Aandacht is vrij. Je kunt je aandacht geven waaraan je wilt.
Maar het is dus een klus, althans voor mij tot op de dag vandaag, om mijn aandacht vrij te prepareren van mijn hersenpraat. Toch wil ik dat doen, liefst lekker vaak, om te voelen dat ik besta, dat ik leef los van het verhaal van mijn leven en al mijn strategische overpeinzingen daarover.
Helaas is dat los prepareren zelf niet zo lekker. Het kost me moeite. En in eerste instantie voel ik me wat leeg en verloren, wanneer ik ervoor kies me niet bezig te houden met mijn in feite meestal helemaal niet zo belangrijke analyses, die ik bovendien al een keer of duizend doorlopen heb.
Afkicken is nu eenmaal niet leuk. En het gaat niet vanzelf.
Dus nu wat betreft dat moeite doen om mijn gedachten uit de weg te laten stappen tussen mij en het ‘hier en nu’. Ik doe moeite in de vorm van het ontspannen houden van mijn ‘denkspieren’ om vervolgens mijn aandacht te richten en gericht te houden op bv mijn adem, of op het voelen van mijn lichaam, of op zintuiglijke waarnemingen;
Maar ik ben inmiddels van officieel middelbare leeftijd, en veel willen moeite doen ‘om iets te bereiken’ heeft zijn hoogtepunt ruim gehad.
Want ‘iets willen bereiken’ stond voor mij vooral gelijk aan menen mezelf te moeten veranderen: Het eeuwige zelf-verbeteringsproject.
Dat nu weer vindt dat ik in staat moet zijn om ‘in het hier en nu te verkeren’. Hoepel op met je ‘hier en nu’ en laat me met rust, hoorde ik mezelf al lang geleden tegen mezelf zeggen. Tegen welk deel van mezelf zei ik dat?
Tegen mijn superego. Je superego is de instantie van goed en fout in jezelf en degene die je vertelt wie je moet zijn om goed genoeg te zijn. En die je, vaak sluipend, maar soms ook keihard veroordelend, in het gareel van je oude overlevingsmechanismes probeert te houden. Bij mij is zo’n overlevingsmechanisme: Doe het heel goed, wat je ook doet, zodat niemand boos op je kan worden en je misschien wel verlaat.
Dus wat denk je wat er gebeurt wanneer Hanneke op het spirituele pad gaat? Een dialoog:
Superego: Dus wat moet je doen, Hanneke? Wanneer is je guru tevreden over je? Nou?
Hanneke: Ehhh, als ik in het hier en nu kan blijven?
Superego: Juist!
Hanneke: Is het daar leuk?
Superego: Daar is Bliss, sukkel, weet je dat nou nog niet?
Hanneke: Maar dat voel ik niet.
Superego: We weten allemaal aan wie dat ligt. Harder oefenen!
Dus, alhoewel mijn verlangen om me vaak uiteen te zetten met het ‘hier en nu’ oprecht is, maakt mijn superego van dat verlangen de volgende norm waaraan ik moet voldoen.
Mijn superego past zich aan en wordt een spiritueel superego. Maar per saldo zegt het hetzelfde als het altijd al zei: je bent niet goed genoeg zoals je bent, om aanvaardbaar te zijn moet je jezelf verbeteren, veranderen. Kortom: Ik moet aan mezelf sleutelen. Per definitie.
Sinds een jaar of tien is mijn protest-stem min of meer tegen deze boodschap opgewassen: Hoepel op en laat me met rust! Eerst snapte ik die, in den beginne nog vrij machteloze, stem niet, dacht ik dat hij voor luiheid stond. En voor het eind van mijn ontwikkeling.
Nu weet ik dat gezondheid zich aankondigde. De emancipatie van het goed genoeg zijn. Van het fundamentele in orde zijn. In zekere zin zelfs perfect: Wie kan ik anders zijn dan mezelf? Waarvan er maar 1 is? Dus ik ben de enige die werkelijk perfect ‘mij’ kan zijn.
Het blijft een klus om me steeds opnieuw los te weken van mijn denken, maar ik voel me er weer toe gemotiveerd.
Want ik doe dat niet meer om aan een norm te voldoen. Maar om aan te komen in mijn existentiële vrijplaats.
Daar waar ik kan ontspannen in niks hoeven te doen, in een ‘leeghoofd’ mogen zijn. Waar het oke is om te zijn als een tevreden baby, geborgen en onbekommerd. Of als een koe die soezend ligt te herkauwen, verwarmt door haar eigen lijf.
Daar waar ik voel dat ik uit het leven voortkom en het leven niet uit mij. Dat dat leven in mij me borgt. Daar waar ik voel dat ik niet de baas ben: ik ben niet self-made en zal dat ook nooit worden.
Daar waar dus een enorme last van mijn schouders valt.
Weliswaar is het spannend om toe te geven dat ik ten diepste geen controle heb. Dat ik de touwtjes niet in handen heb.
Maar geloven dat het wel allemaal aan mij is, brengt ook een uithollende verantwoordelijkheid met zich mee, waar niet aan te voldoen valt. Omdat hij niet waar is.
Ik ben niet aan zet. Het leven is aan zet in mij.
Welke keus rest me, dan me te ontspannen. Me mijn toekomst in te ontspannen. Mijn toekomst die ik niet kan kennen, niet kan maken, niet kan organiseren, alleen ontvangen.
Die vrijplaats, mijn hier en nu, kaap ik terug van mijn superego. Ik rust er, ik reis er door een oneindige hoeveelheid landschappen, ik rust er weer.
Ik oefen mijn vrijplaats, mijn heilige vrijplaats, niet te verlaten wanneer ik het huis houd en mijn bedrijfje run. Terwijl ik dus oefen mezelf niet te verlaten.
Het succes is wisselend, dan laat ik mijn brein maar een eind in de rondte pruttelen. Soms is dat ook gewoonweg nodig.
Maar het grote toevertrouwen wint langzaam maar zeker terrein. Zonder de grote verdrieten en soms helse pijnen te hoeven ontkennen.
PS: Begrijp me niet verkeerd: Denken is ook een prachtig instrument. Denken helpt ordenen, organiseren. Wie zou je zijn zonder?
En het denkvermogen kan zijn als een haarscherp ontleedmesje, dat diep kan doordringen in de meest complexe materie. De schoonheid ervan kan blootleggen. Maar: Niet kan helpen ervaren. Denken kan snappen, maar niet weten. Denken kan penetreren, maar niet omvatten.